Eeuwenlang was het voor vissers verplicht om zich aan te melden in een ‘monsterkantoor’, vooraleer ze aan de slag gingen op een nieuw schip. Ze werden er ingeschreven op de ‘monsterrol’, en kregen tegelijkertijd ook een notitie in hun eigen ‘monsterboekjes’. Pas sinds 2005 is het systeem van het ‘aanmonsteren’ vervangen door gewone arbeidscontracten. Maar waar spreken we nu net over, als we het hebben over al deze ‘monsters’?
De monsterrol en het monsterkantoor
De monsterrol was het document waarin geregistreerd stond welke bemanningsleden in dienst waren op een bepaald vaartuig. Vissers moesten voor afvaart langsgaan in het monsterkantoor om zich te laten inschrijven op zo’n rol (het ‘aanmonsteren’). Deze kantoren van de Waterschoutsambt (ook wel ‘de maritiem’ in de volksmond) vond je in Oostende, Zeebrugge, Nieuwpoort, Gent en Antwerpen. De Commissaris van het Zeewezen (of Waterschout) behartigde het invullen van de documenten.
De monsterrol diende als een soort arbeidsovereenkomst tussen de eigenaar van het vaartuig (de reder) en de werknemer, de visser dus. Hierin werden de voorwaarden vermeld waaronder de visser moest varen, welk percentage van de besomming hij als loon zou krijgen, hoe lang op voorhand hij zijn afmonstering moest bekendmaken, enz. Oorspronkelijk gebeurde dat eenmaal per jaar, laten kon dat na elke reis. Het spreekt vanzelf dat men dan koos voor de reder die de beste werk- en betalingsvoorwaarden bood. De officiële monsterrollen werden altijd bijgehouden in de monsterkantoren, maar er werd ook steeds een dubbel exemplaar mee aan boord genomen tijdens de reis. Die werd door de schipper bij de andere verplichte boordpapieren bewaard: de meetbrief (het officiële scheepsdocument met een verklaring betreffende de tonnenmaat en het laadvermogen) en het logboek (het scheepsjournaal met alle waarnemingen).
Het monsterboekje
Als bewijs van de inschrijving op de monsterrol, had elke visser ook een eigen monster- of zeemansboekje. Het monsterboekje was het paspoort van de visser. Elke zeevarende had dit nodig. Het boekje verzamelde in de eerste plaats zoveel mogelijk persoonlijke informatie over de visser in kwestie. Niet enkel de familienaam en voornamen, geboorteplaats, -datum, nationaliteit en de namen van de ouders werden erin genoteerd, maar ook gegevens over de gestalte van de persoon, de kleur
van de ogen, het haar, kenmerken van het gelaat en eventuele ‘huidbeprikking’ (tattoos) of littekens alleen al zijn terug te vinden op de eerste pagina. Doorheen de jaren werden ook bijkomende rubrieken, zoals vingerafdrukken en een foto, toegevoegd hieraan. Verder in het boekje kon je ook alles terugvinden over bijvoorbeeld de opleiding en diploma’s, de burgerlijke stand en het adres van de visser. Het grootste deel van de pagina’s was weliswaar gewijd aan de carrière van de visser: alle aan- en afmonsteringen werden er nauwkeurig in bijgehouden. Daarbij werd ook de naam/het nummer van het schip genoteerd, de scheepsrang (jongen, matroos, motorist, etc.) en het soort reis (kust- of zeevisserij). Elke reis werd vervolgens ook afgestempeld door de Waterschout. De monsterboekjes van de gehele bemanning werden aan het begin van een reis verzameld door de kapitein, en pas bij het afmonsteren keerden ze terug aan de eigenaar. De boekjes deden o.a. dienst als internationaal paspoort voor de douanecontrole bij het binnenvaren in een buitenlandse haven.
De huidige regeling
Het systeem van aan- en afmonsteren kende doorheen de jaren best wat misbruik en problemen. Vissers lazen het document bijvoorbeeld niet goed na en ondertekenden het achteloos, zonder de inhoud voldoende te kennen. Ze kregen bovendien ook geen kopie ervan mee naar huis, wat in strijd was met de algemene wet op arbeidsovereenkomsten. Op 1 april 2005 trad dan ook een nieuwe wetgeving voor vissers in werking, die ‘de arbeidsovereenkomst wegens scheepsdienst voor de visserij en tot verbetering van het sociaal statuut van de zeevisser’ regelt. Sindsdien heeft elke visser dus een gewoon arbeidscontract, die de rechten en plichten van visser en reder duidelijk bepaalt. De rol van de monsterkantoren werd daarbij overgenomen door sociale kantoren in Knokke-Heist en Oostende.
Met het verdwijnen van de monsterrollen, bleken ook de zeemansboekjes niet langer nuttig. Ze verdwenen dan ook vaak in de vuilbak, de rommellade of op zolder. In het NAVIGO-museum geven we deze monsterboekjes echter graag een tweede leven. Het zijn stuk voor stuk unieke documenten, waar vaak een heel leven uit af te lezen valt. Heb jij dus nog een monsterboekje liggen waar je geen weg mee weet? Neem gerust contact op met het museum, we geven het met plezier een plaats in onze collectie. Alle info over schenkingen vind je hier.
Bronnen