Het nauwkeurig ingevulde notitieschrift op de foto’s behoorde toe aan visser Andreas Van Craeynest, die er tussen 1944 en 1952 allerlei herinneringen, observaties, lessen en nuttige informatie in noteerde. De vroegste schrijfsel in dit schrift dateren uit de periode dat Van Craeynest nog in het Britse havenstadje Brixham vertoefde. Net als duizenden andere vissers had Van Craeynest in mei 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, de Vlaamse kust immers noodgedwongen moeten inwisselen voor een tijdelijk onderkomen in Engeland. In Brixham vonden zo tussen de 1.300 en 1.600 Vlaamse vissers en hun familie een thuishaven tijdens de oorlogsjaren. Deze ‘Belgische kolonie’ begon zich al snel te ontwikkelen tot een volwaardige entiteit: naast een waterschout waren ook de zeevaartinspectie en een werkhuis voor scheepsherstellingen er te vinden. De vissers kregen bovendien al snel hun eigen Anglo-Belgian House: een vissershuis met een bar, vergaderzaal, bibliotheek, naaizaal, verpleegboeg en een dienst voor kinderzorg. In de refter stond van tijd tot tijd zowaar zelfs ‘biefstuk met friet’ op het menu, échte Belgische kost. Het kan niet verbazen dat Brixham dan ook snel de bijnaam Little Belgium in Great Britain kreeg.
Een belangrijke bekommernis van het Bestuur van het Zeewezen (tijdens WO II in Londen gevestigd) was om ook tijdens de oorlogsjaren de continuïteit van het Vlaamse visserijbedrijf te verzekeren. Daarom werden al snel plannen gesmeed voor de oprichting van een eigen visserijschool in Brixham. In mei 1941 kregen directeur C. De Deken en R. Vanhove, voor de oorlog lesgever aan de zeevaartschool in Oostende, de opdracht om deze Belgische Rijksvisserijschool op poten te zetten. Zij stelden zelf alle cursussen op, maar regelden ook de praktische kant van de opstart. Als locatie voor het schoolgebouw viel de keuze op twee verdiepingen boven het magazijn van een groothandelaar in vis, gelegen tegenover de vismijn van Brixham. Met de zeegeur in de neus zouden daar honderden jonge Belgen kennismaken met het vissersberoep.
Het eerste schooljaar van deze Belgian School for Fishermen in Brixham startte eind september 1941 met 126 studenten. Veelal schreven zich elk jaar een dertigtal leerlingen in voor de dagschool, die 3 studiejaren omvatte. Deze jonge mannen kregen er algemene lessen (wiskunde, Engels, Frans, Nederlands, aardrijkskunde, geschiedenis en hygiëne, inclusief eerste hulp op zee) maar natuurlijk ook vakken specifiek voor de visserijstiel, zoals navigatie, zeevaartkunde, meteorologie en maritieme regelgeving.
Daarnaast werden ook heel wat praktische zaken aangeleerd. Het werken met sextanten, kompassen, zeekaarten en peilapparatuur, het breien en herstellen van netten, en het samenstellen en herstellen van scheepsmotoren: het stond allemaal op het programma. Daarnaast telde de avondschool, die van 19 tot 22 uur plaatsvond, jaarlijks nog een extra zeventig tot tachtig leerlingen. Zij waren overdag al actief als vissers, maar schoolden zich tijdens deze avondlessen bij tot schippers (2e en 1e klasse) of motoristen. Andreas Van Craeynest nam op 6 juni 1944 met succes deel aan het examen voor Motorist (voor motoren met inwendige verbranding tot 500 PK). De schriftelijke en mondelinge vragen die hij moest beantwoorden tijdens deze test, noteerde hij eveneens in bovenstaand notitieboekje.
De Belgian School for Fishermen kreeg al snel niet alleen bij de Belgen, maar ook bij de Britten een goede naam. De regionale krant The Western Guardian wijdde in de oorlogsjaren bijvoorbeeld een uitgebreid artikel aan de Belgische visserijschool, met als conclusie: “The school is certainly one of the best equipped nautical schools in the country. The teachers are experts in each branch which has been allotted them.” De school zorgde er alvast voor dat er zelfs in de moeilijke oorlogsomstandigheden geen gebrek was aan geschoolde bemanningen voor de Vlaamse vaartuigen in Engeland. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog keerde Andreas Van Craeynest in 1945, net als de meeste andere Vlaamse vissers en hun famlies, terug huiswaarts.